- Home
- Jack Schlimazlnik
Zaktijd
Zaktijd Read online
ZAKTIJD
Jack Schlimazlnik
Cover: Jack Schlimazlnik
Copyright coverfoto's: Pixabay
Published by Jack Schlimazlnik at Smashwords
Copyright 2020 Jack Schlimazlnik
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without the permission from the author.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Smashwords Edition, License Notes
This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please download an additional copy for each recipient or encourage them to download their own copy at Smashwords. If you are reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy.
Thank you for respecting the hard work of this author!
Dit e-Book is verkrijgbaar onder de voorwaarde dat het uitsluitend voor uw eigen plezier is. Dit e-Book mag niet worden verkocht of worden weggegeven aan derden. Als u dit boek door anderen wilt laten lezen, download voor hen dan een eigen, extra exemplaar bij Smashwords, of moedig hen aan dit zelf te doen. Als u dit boek leest en het niet zelf heeft gedownload, of het is gedownload met een ander doel dan uw persoonlijke leesplezier, download dan alstublieft uw eigen exemplaar bij Smashwords.
Bij voorbaat dank voor de waardering voor het werk van deze schrijver!
Zaktijd
Woensdag, twaalf minuten voor middernacht
Het was een fraai postmodern klokje dat met zijn smartphone communiceerde. Geheel digitaal uiteraard, maar toch leek het of hij het hoorde tikken. Of was dat zijn hartslag die volgens datzelfde kekke klokje op hol was geslagen?
Er was geen tijd meer om te kalmeren. Het moest nu gedaan worden. Er stond teveel op het spel. Niet alleen de krant, die zijn leven was, maar ook letterlijk zijn leven.
Nog even…
Daar was Cornelissen eindelijk. De zak! Het was nu of nooit. Keijser vermande zich. Terwijl hij klaar stond met de hockeystick, hoorde hij een gerucht naast zich en keek om. Verbaasd keek hij in het gezicht van Evert van Rosendael.
Woensdagavond, kwart voor elf
Bram Keijser zette de tv uit. Geen nieuws, zelfs niet in het populistische Nieuws Laat. Geen nieuws! Voor een keer kwam hem dat goed uit. Hij bekeek zijn artikelen nog eens kritisch. De details ontbraken, maar die kon hij voor de zaktijd nog wel schrijven en anders zou hij de deadline van de drukker, een oude vriend van de familie, misschien nog kunnen verschuiven voor de scoop.
Als eerste was er natuurlijk zijn hoofdredactionele commentaar op het nieuws, waarin hij Laurens Cornelissen uitbundig prees voor zijn werk als staatssecretaris van Media & Communicatie, wat nog eens uitvoerig werd herhaald in het twee pagina’s tellende In Memoriam. De column van Bert Buitenhuis over nepnieuws en de precaire positie van de pers was ook prima, al had Buitenhuis toen hij het cursiefje schreef geen idee gehad hoe toepasselijk de tekst zou zijn. Een ander pareltje was het kritische journalistieke onderzoek naar het reilen en zeilen op het ministerie waaronder Media & Communicatie viel, waarbij Bianca de Gruiter en Samuel Bakker voldoende feiten hadden blootgelegd om de kwetsbare positie van de staatssecretaris aan te tonen. Dat zou De Vrije Bode weer op de kaart van het medialandschap zetten!
Bakker, naast politiek onderzoeksjournalist tevens eindredacteur, klopte op het matglas van Keijsers kantoor. “Moet je niet naar huis?” vroeg hij zijn meerdere.
“Je weet maar nooit wat er nog voor brekend nieuws binnenkomt voor de deadline,” gromde Keijser.
“Als dat zo is, weten we je te vinden. Dan slingeren we Skype aan voor redactieoverleg, zoals toen met dat verkeersongeval van de koning vorige maand.”
“Storm in een glas water,” zei Keijser. Hij wuifde de eindredacteur weg. Hij had geen pottenkijkers nodig nu hij zat te wachten op de scoop die zijn leven moest redden.
Bakker haalde zijn schouders op. “Ik zit in elk geval thuis en ben in noodgevallen bereikbaar. Alleen de Azië-redactie is nog aan het werk vanwege de Grand Prix en de dreigementen van Noord-Korea, maar ook dàt zal wel een storm in een glas water zijn.” Hij sloot de deur. Keijser zat tegenwoordig dikwijls tot laat in de avond op de redactie. Vaak had hij de fles vieux onder handbereik. Bakker kende mevrouw Keijser redelijk goed, ze hadden vroeger samengewerkt, en dacht niet dat er iets mis was in het huwelijk, maar wat kon er anders aan de hand zijn?
Gelaten zag Keijser door het matglas hoe Bakker zijn jas aantrok en de redactievloer verliet. Toen richtte hij zijn blik weer naar zijn monitoren waarop alle communicatiekanalen open stonden: feeds van social media, het inkomend nieuws van de persbureaus. Het was maar een dooie boel. Er gebeurde niets. De klokprojectie op de glazen wand bewoog gestaag naar elf uur. Nog een uur of vier vóór de deadline. Waar bleef dat nieuws over Cornelissen? Zijn informant kon er niet naast zitten, die werkte bij het ministerie, dichter bij de bron kon hij niemand hebben zitten. Zou hij de informant kunnen bellen? Keijser diepte het visitekaartje op uit zijn bureaulade. Evert van Rosendael, medewerker allocatie fondsen of whatever. Aan de nullen in het telefoonnummer te zien had de woordvoerder geen direct nummer op het ministerie. Keijser kon het tenminste proberen, het ministerie sliep nooit.
“Het is nog niet te laat,” zei Van Rosendael nadat Keijser enkele keren was doorverbonden. “Ze zijn nog in debat over die Russische trollenfabrieken en hun invloed op het referendum, maar ik verwacht dat ze over een half uur afronden. Dan is het tijd. Heb vertrouwen.”
“Denk aan die verdomde deadline!” bromde Keijser. “Informeer me als er wijzigingen zijn. Er staat veel op het spel.” Hij gooide de hoorn op de telefoonhaak voordat Van Rosendael kon antwoorden. Alleen al de voldoening die dat gebaar bracht, had hem het telecommunicatierelict uit lang vervlogen tijden laten houden.
Een half uur wachten op nieuws. Een kwelling voor de journalistiek die groot was geworden in het tijdperk van de razende reporters. Toen moest je nog naar het nieuws toe, zo snel mogelijk als je een primeur wilde hebben, en dan nog moest je de deadlines in de gaten houden om jouw krant als eerste van de persen te laten rollen. Er waren wat steekpenningen uitgedeeld aan de drukkerijen in die tijd! En nu? Nu wachtte Keijser, krantenmagnaat in deplorabele staat, tot het nieuws naar hem kwam. Moedeloos staarde hij naar de monitoren. In veel gevallen was de krant de laatste die het nieuws te horen kreeg. Iedereen wist al wat er aan de hand was via social media, inclusief live-streams. Elk belangrijk nieuwsbericht ging al viral voordat het een scoop kon worden, laat staan dat de kopij op tijd bij de drukker zou kunnen zijn. De krant kon hooguit achteraf nog achtergrondinformatie geven. Achterlopen. Achterlijk.
Hij overwoog zijn vrouw te bellen. “Schat, het wordt later.” Ze had het altijd begrepen, want ze was zelf persfotografe geweest. Indertijd had hij aan haar enkele scoops te danken, omdat ze altijd op luisterafstand bleef van haar politiescanner, zelfs tijdens de seks. Soms mistte hij het gekraak en gepruttel van de scanner, de dienstberichten in politiejargon met nu en dan de nodige humor, maar ook de intimiteit ervan als er iets ernstigs was gebeurd. Over. Over en uit was die tijd. Hij had nu alleen de F5-knop van zijn toetsenbord om de feed van het P2000-hulpverlenerssysteem te verversen.
F5. Geen nieuws.
F5.
Woensdagavond, elf uur
Een piepje. E-mail! Het duurde even voordat Keijser zijn smartphone te pakken had. Automatisch opende hij zijn postvak met ingekomen berichten. Er waren niet veel mensen die zijn privé-e-mailadres kende en hij schrok dan ook toen hij dat woord weer zag staan: Anoniem. Zijn horloge piepte vanwege zijn plots ge
wijzigde hartslag en hij vervloekte het apparaat dat hij van zijn vrouw moest dragen om hem rondom de klok te wijzen op zijn ongezonde levensstijl.
Hij aarzelde de e-mail te openen. Kon het niet wachten tot na de deadline? Nee, besloot hij. Het kon niet wachten. Voor hetzelfde geld was er uitstel mogelijk en dan verviel de deadline, kon hij naar huis gaan en zijn vrouw geruststellen dat er niets aan de hand was, zoals het de leugenpers betaamde. Er was iets aan de hand. Met trillende vingers opende hij het e-mailbericht.
Het moet gezegd worden dat ze goed ingeburgerd waren. Ze waren kortaf en duidelijk in hun e-mail, zonder een zweem van beleefdheid dit keer. Ze waren ooit zo vriendelijk begonnen, toen ze hem geld boden om de krant in stand te houden. Ze hadden enkele keren een flinke som geld gedoneerd.
Het was schaamte waardoor Keijser had verzuimd die donaties te vermelden aan zijn naasten. Het was immers het familiebedrijf dat door zijn overgrootvader was opgezet, wat zijn grootvader tot een van de grootste regionale dagbladen had uit laten groeien, en zijn vader had er een landelijk dagblad van gemaakt met regionale edities en enkele wekelijkse magazines. Het was in zijn eigen tijd dat de krant moest inkrimpen. De magazines hadden er als eerste aan moeten geloven, daarna gingen de regionale edities in de uitverkoop. De oplage van de landelijke editie was gestaag gedaald. Aanvankelijk had hij nog kunnen interen op het familiefortuin, maar van die schatkist was de bodem ook al rap in zicht gekomen.
“Pa, die klotekrant is toch niet meer van deze tijd,” had zijn zoon en beoogd opvolger Sander gezegd. De journalistiek zat Sander wel in het bloed, want hij beheerde een succesvol vlogkanaal met de fraaie naam De Vrije Vlogger, hoewel hij weigerde iets te schrijven vanwege zijn dyslexie. “Doek de boel op, pa. Ga rentenieren, andere mensen van jouw leeftijd zijn allang met pensioen.” De brutale vlegel had natuurlijk gelijk gehad, maar er viel voor Keijser niets te rentenieren. Hij moest alleen maar rente betalen. Woekerrente.
Wanneer de donaties een lening waren geworden, kon Keijser zich niet meer herinneren. Het mailtje maakte hem echter opnieuw duidelijk dat ze hun geld met woekerrente terug wilden hebben en wel voor de gestelde deadline. De Vrije Bode moest dringend een scoop hebben die de oplage als een raket zou doen stijgen. Als een hockeystick, zou Paul Peeters van de financiële administratie zeggen. Ter ondersteuning van dat beeld, en om Keijser een hart onder de riem te steken, had Peeters een hockeystick in de hoek van het glazen kabinet gezet. Soms wilde Keijser de stick grijpen om uit frustratie het glas kapot te staan, maar dan bedacht hij zich en greep in plaats daarvan naar de fles.
Niet deze avond. Deze avond moest hij scherp zijn.
Hij ging nog een keer kommaneukend door de artikelen die zijn scoop moesten ondersteunen. Dat hele stuk van Bakker en De Gruiter vervulde hem met trots. Met veel details en vlotte pen legden ze uit welke lobby’s en pressiegroepen de koers van het ministerie bepaalden. Schimmige constructies met buitenlandse belanghebbenden, afspraken met machtige landen die op censuur leken. Het was een smeerboel waarbinnen Cornelissen zich begaf. De beerput van de nepjournalistiek. Fondsen gingen naar de grote kranten die zich aan de ongeschreven regels van het ministerie hielden. Waar was de vrije pers? Tanende als de Vrije Bode waarschijnlijk. De leugenpers regeerde, en het ministerie reguleerde de leugenpers.
Woensdagavond, kwart over elf
“Ik ga ervandoor,” zei Bianca de Gruiter die in de deuropening van het glazen kabinet stond. Een stap verder naar binnen zou ze nooit meer zetten.
“Is het gedaan met Azië?” informeerde Keijser.
“De uitslag van de Grand Prix blijft hetzelfde nu de wedstrijdleiding de beelden heeft gezien. En Noord-Korea, ach. We horen het vast wel als iemand daar op de rode knop drukt.” Ze draaide zich om. Ze liep weg.
Keijser probeerde naar niet na te kijken. Drukte Noord-Korea maar op die rode knop, dan was hij van zijn zorgen af. Nog steeds had hij niets gehoord over Cornelissen. Hij durfde niet aan Van Rosendael te twijfelen, die was zijn laatste redding. Wat moest hij anders?
Zijn leven was een puinzooi geworden. Hij had eerder naar Sander moeten luisteren en de krant verkopen toen het nog kon. Dat hadden zijn donateurs blijkbaar ook gedacht toen ze dat oor opstuurden. Sanders oor. Zijn vrouw was woedend geweest: hoe kon het dat haar zoon ontvoerd was en weer was vrijgelaten nadat zijn oor was afgesneden, dat per koerier bij de redactie van De Vrije Bode was bezorgd? Een half jaar terug al weer. Sander was hersteld, in elk geval lichamelijk. Er was nooit opheldering gekomen over het hoe en waarom van de ontvoering en de verminking. De politie zei geen aanwijzingen te hebben om het onderzoek voort te kunnen zetten.
Keijser wist wel waarom die gangsters dat oor hadden gestuurd: ze wilden hem onder druk zetten. Zijn voorland was inmiddels te zien bij De Vrije Vlogger. De vlogger was zo vrij niet meer. Immer getooid met een oren- en littekensbedekkende koptelefoon was Sander een marionet geworden van een organisatie die zijn eigen nieuws wilde laten horen. Nepnieuws, de leugenpers, een spreekbuis voor schimmige organisaties. Hem was een oor aangenaaid voor wat betreft de vrije pers. Keijser had niet kunnen achterhalen wie het nieuws van De Vrije Vlogger aanleverde, de Russen, Arabieren, China, geen idee, maar hij wist zeker dat zij gelieerd waren aan zijn donateurs. Zijn schuldeisers.
De krant zat al een tijd in zwaar weer, veel te lang om de steven nog te kunnen keren. Hij herinnerde zich een zeiltochtje met de hele redactie. Dat uitje op het woelige IJsselmeer was het laatste bedrijfsuitje dat hij had kunnen betalen. Het was een flinke hap uit het budget geweest en dan nog was het de eerste keer dat de partners van zijn medewerkers niet mee mochten. Vanzelfsprekend was zijn vrouw ook thuisgebleven, die werkte sinds Sanders geboorte niet meer in de hectische wereld van de journalistiek.
De Gruiter had de kans gegrepen Keijser te verleiden. Die had al een flink stuk in zijn kraag gezopen, want de drank was inclusief bij het arrangement en hij had genoeg om te willen vergeten. Zoals zijn vrouw die furieus was over het blokkeren van haar creditcard en de verkoop van het vakantiehuis aan de Bloemenrivièra. Ze begreep het niet. Het was een lief en naïef meisje geweest waarmee hij getrouwd was. Naïef was ze nog steeds en over lief twijfelde hij inmiddels. Ze had gekrijst over scheiden maar toen duidelijk was dat ze dan ook met een schuld bleef zitten omdat ze in gemeenschap van goederen waren getrouwd, was het klaar geweest. Ze had zich mokkend in de logeerkamer teruggetrokken.
De Gruiter deed dat een beetje vergeten. Ze was naast Keijser in het hotelbed gaan liggen, naakt. Hij had haar na die onstuimige, geile nacht vaker gezien, soms ’s avonds op de redactie, soms bij haar thuis, of in een hotel. Het was een leuke, ambitieuze jonge vrouw maar dat ze het niet voor de liefde deed, besefte Keijser toen ze zijn glazen kabinet binnenkwam en opslag vroeg.
Hij had het haar gegund. Hij had het haar en haar collega’s zeker gegund, maar hij had het budget er niet voor. Hij had zijn villa moeten verkopen om de advocaat te betalen die het geschil dat zij had aangespannen in den minne had geschikt, zodat de goede naam van De Vrije Bode niet werd bezoedeld. In den minne! Er viel niets meer te beminnen, het was een minne streek geweest. Hij had met zijn vrouw in een rijtjeshuis moeten trekken, een kleine woning zonder logeerkamer. Ze verzoenden zich, maar anders dan dat de financiën van de krant er slecht voor stonden, wist zijn vrouw niet. Ze wist niets van de bedreigingen. Hij zweeg over de gangsters die Sander hadden bedreigd. Hij vreesde voor zijn leven en zij kocht voor hem een horloge zodat hij zijn hart in de gaten kon houden.
Woensdagavond, vijf voor half twaalf
Waarom had Van Rosendael nog niets van zich laten horen?
F5. Nog steeds niet.
Hij had toch lang genoeg gewacht. Van Rosendael was een betrouwbare informant, daar twijfelde Keijser niet aan. Bianca de Gruiter had hem aanbevolen als bron van betrouwbaar politiek nieuws, wat hij ook regelmatig had geleverd, al was het nooit een echte scoop geweest - ook voor het ministerie was social media te snel. Bianca had ook Claire Stigter aanbevolen, een vakvrouw die bij De Vrije Bode zijn beoogde opvolgster was sinds Sander de krant had laten vallen. Hij had hen niets verteld over de afpersing, over Sanders
oor had hij gelogen. Ze hadden, ongewoon voor het journaille, ook niets gevraagd toen dat oor op de redactie werd afgeleverd. Misschien wisten ze meer dan hij dacht. Misschien zwegen ze. Misschien deden ze dat om hem niet te kwetsen, maar het maakte dat hij zich ongemakkelijk voelde.
“Denk aan de verdomde deadline!” mompelde Keijser tegen zichzelf.
F5.
Dat dingen anders konden lopen dan volgens de informatie die een informant had gekregen, dat kon natuurlijk wel. Dit was wel wat anders dan de informatie die Van Rosendael de afgelopen maanden had gegeven over het nepnieuws dat door het ministerie werd verspreid. Daar zat vast persoonlijke rancune achter, Van Rosendael, de politiek verslaggever die om onduidelijke redenen bij de publieke omroep was ontslagen (de geruchten waren dat hij een complot over dubieuze investeringen van het Koningshuis in Rusland op het spoor was) en nu uit arren moede maar een baantje op het ministerie had aangenomen, waar hij gedwongen werd fondsen aan nepnieuwskanalen over te maken. Maar waren dat niet de beste informanten? Die woede, wat hadden ze te verliezen? Van Rosendael had regelmatig laten weten dat hij Cornelissen, zijn meerdere, een zak vond die een loopje met de waarheid nam. De berichten uit de wandelgangen hadden Van Rosendael duidelijk met enthousiasme en hoop gevuld, een enthousiasme dat hij graag met Keijser deelde, waarbij hij langzamerhand meer en meer details prijsgaf. Cornelissen, die zak, had zijn langste tijd gehad als spin in het web van de leugenpers. Nee, aan Van Rosendael kon het niet liggen.
F5.
Keijser had eigenlijk verwacht dat Van Rosendael het zelf zou uitvoeren, maar nu twijfelde hij. Was zijn informant afhankelijk van anderen die nu het er op aankwam de boel verprutsten?
Woensdagavond, half twaalf
Er klonk een zoemer op de redactievloer. Dat was vroeger het teken geweest dat het zaktijd was. Tijd om de krant aan de technici over te laten, die zich ooit in de kelder van het gebouw hadden opgehouden. Er waren dan geen mogelijkheden meer tot aanpassingen. Het was de redactiemedewerkers streng verboden geweest de kelder te betreden. De zoemer was er nu een voor een laatste koffieronde. Door de automatisering was de officiële zaktijd naar later in de nacht verschoven, maar de zoemer was nooit aangepast. De krantenbestanden werden rond een uur of twee digitaal verzonden naar de drukker, de antieke pers in de kelder stond al decennia stof te happen. En door de kleine oplage, een schim van wat het ooit was geweest, was de drukker snel klaar met de klus, waarna hij aan de tweede ochtendoplagen van de grote kranten kon beginnen.